Energietransitie, materialentransitie, zorgtransitie, landbouwtransitie, het is een en al transitie wat de klok slaat. En als voormalig procestechnoloog denk ik bij het woord transitie onmiddellijk aan de fase van een chemische reactie waar twee deeltjes al wel met elkaar kennis hebben gemaakt (boven op de berg ‘activated complex’), maar nog niet weten of ze samen verder gaan (verder naar ‘products’) of toch weer ieder zijns weegs gaan (terug naar ‘reactants’). Dat ziet er in onderstaand plaatje zo uit:

En over welke chemische reactie het ook gaat, het ziet er altijd hetzelfde uit. Om een transitie überhaupt mogelijk te maken, moet er namelijk hard gewerkt worden. En dat zonder garantie vooraf of het gaat lukken.

Transitie moet je dus organiseren: de juiste mensen bij elkaar brengen en in de goede volgorde, die mensen moeten over de juiste kennis, kunde en vaardigheden beschikken en je moet blijven informeren, communiceren, sensibiliseren, enthousiasmeren en ga zo maar door. De vraag is of de organisatie die de transitie moet organiseren daartoe in staat is.

Nu zijn die transities de ik in het begin heb genoemd min of meer enkelvoudige transities die voor een organiserende organisatie nog wel te behappen zijn, tenminste in het begin. De ene transitie beïnvloedt namelijk de andere transitie: wil je net de stal van je boerderij volleggen met zonnepanelen om de energietransitie vooruit te helpen, krijg je te horen dat door de landbouwtransitie er geen plaats meer is voor je bedrijf.

Ook kennen transities bijna altijd dezelfde belanghebbenden en belangstellenden. Elke transitie raakt al gauw de burger; die moet van het aardgas af, zijn afval beter scheiden, meer mantelzorg bieden, minder vlees eten en zo voorts. Een transitie kent in ons druk bemenste landje ook al gauw een ruimtelijk aspect: we hebben meer ruimte nodig voor wonen, werken en recreëren, net als voedselproductie en natuur. Er is dan ook één grote gemene deler in de transities: deze zijn alle gericht op een duurzamere wereld.

Het moge duidelijk zijn, de organiserende organisatie krijgt te maken met een vlechtwerk van transities en een netwerk van belanghebbenden die elkaar – al is het maar op communicatief vlak – gevonden hebben. Het is tijd dat de organiserende organisatie zelf een transitie doormaakt.

De goede lezer heeft inmiddels al lang in de gaten dat ik met de – vermoedelijk niet zo benijdenswaardige – organiserende organisatie de gemeente bedoel. Niet onlogisch als je beseft dat deze overheid het dichtst bij de burger en behoorlijk dicht bij boer en bedrijf staat. Maar op dit moment nog niet zo logisch als je kijkt naar hoe gemeenten in het algemeen georganiseerd zijn.

Hoewel elke gemeente inmiddels al wel een herorganisatie, een kanteling of een ander soort vernieuwing heeft meegemaakt, echt integraal kunnen zij nog niet werken. Maar de gemeente móet integraal gaan werken om al die transities en al die belanghebbenden te ondersteunen naar die duurzamere wereld.

“Ja maar, de berg is zo steil en de top is zo hoog.” Dat is waar, maar gelukkig biedt de chemie ook hier een passend analogon: een katalysator.

Een katalysator is een stof (in mens en dier is dat een enzym) die wel gébruikt, maar niet vérbruikt wordt en die van de berg en platte heuvel maakt. En dat ziet er in nevenstaand plaatje zo uit.

Een katalysator die ik kan aanraden is andermans ervaring. Ervaringen die je kunt gebruiken zonder dat die ooit opraken en die ervaringen zorgen ervoor dat je dingen sneller ziet en dingen makkelijker doet.

Ik wil graag afsluiten met onze eigen transitie: Facet als zelforganisatie.

Facet is een jong bedrijf; op het moment dat je dit leest hebben we net onze vierde lente erop zitten. En hoe begint zoiets? Met een kleine en dus overzichtelijke club gedreven adviseurs die de gemeenten graag willen helpen. Vooral bezig met de buitenwereld en van een interne organisatie is dus nauwelijks spraken. En dan blijkt de Facetaanpak van inhoudelijk sterk, gericht op de relatie en met veel participatie aan te slaan. Dat betekent meer collega’s en toch al iets van een interne organisatie.

Als we dan snel vooruit spoelen naar eind vorig jaar, dan zien we dat de directie die er eigenlijk alleen maar was voor de buitenwereld een instituut is geworden die overal wat van vindt, maar die van de medewerkers (het woord collega is ook al gesneuveld) ook overal iets van moet vinden. En toen iemand begon over procedures, toen wisten we dat we niet op de goede weg waren.

Dus hebben we de directie afgeschaft; die kan er dus ook niets meer van vinden. Dat was wel even wennen, want aan wie moet je nu toestemming vragen? Hoe doen we dat dan nu? Door collectief eigenaarschap, door de juiste persoon op de juiste plek en door zelf je collega aanspreken (gelukkig dat woord is weer terug).

Facet is een organisatie in transitie en bij een volgende gelegenheid laat ik zien hoe we daar in varen.