Fossiele brandstoffen raken op, de gaskraan in Groningen gaat dicht. Na de grootschalige energietransitie in de jaren ’60 (aanleg van en aansluiting op het gasnetwerk) staan we nu voor de volgende grote energietransitie: de overgang naar een duurzame energievoorziening. Een van de uitdagingen binnen die transitie is de aanpassing van de gebouwde omgeving. Bestaande bebouwing moet worden afgekoppeld van het aardgas, nieuwbouw krijgt geen gasvoorziening meer, maar ondertussen stijgt nog steeds de verkoop van traditionele cv-ketels. Er is dus werk aan de winkel.

Transitievisie Warmte

Gemeenten krijgen de opdracht om uiterlijk 2021 een Transitievisie Warmte op te leveren. In deze visie geeft de gemeente een tijdspad op wijkniveau voor het gefaseerd afkoppelen van de gebouwde omgeving, zodat Nederland in 2050 volledig aardgasloos is. Voor wijken die vóór 2030 van het gas afgesloten worden, moet ook in beeld gebracht worden op welke alternatieve warmtebron (all-electric, warmtenet, hernieuwbaar gas etc.) deze worden aangesloten.

Het grootste deel van de energievraag van de gebouwde omgeving bestaat uit warmte, vandaar dat er ook wel wordt gesproken van de warmtetransitie. Het realiseren van een duurzame warmte (en koude) voorziening voor ieder gebouw is een essentiële opgave om de klimaatdoelstellingen te halen. Gemeenten komen daarmee achter iedere voordeur van iedere woning. De betrokkenheid van de gemeenschap bij verduurzaming is daarmee essentieel om de eerste stappen naar een duurzame warmtevoorziening te zetten. Al die stappen samen, vormen een grote stap voorwaarts naar een duurzame, toekomstbestendige samenleving.

Stap 0: Participatie en communicatie

Een transitievisie warmte (ook wel warmteplan genoemd) is geen doel op zich. Visie en strategie zijn een beginpunt, maar het warmteplan moet leiden tot een beweging in de samenleving. Om deze beweging tot stand te brengen, is het cruciaal dat gemeenten alle belanghebbende partijen actief betrekken: van continu informeren tot het mede vormgeven, monitoren en evalueren van de plannen. Door in contact te blijven met alle belanghebbenden, en partijen zelf informatie te laten aandragen ontstaat er bovendien een gezamenlijk en volledig beeld van de warmtetransitie. Houd hierbij rekening met de volgende punten:

• Om draagvlak te krijgen moet alle noodzakelijke informatie direct gedeeld worden (dat is bij aanvang alleen algemene informatie, maar wordt naarmate het traject vordert en de lijnen duidelijker worden steeds concreter);
• Ben open en duidelijk over de impact van de warmtetransitie;
• Communiceer over hoe inwoners en belanghebbenden worden betrokken;
• Houd hierbij ook rekening met relevante maatschappelijke factoren die in de gemeente en in specifieke wijken van   belang zijn en hoe die meewegen.

De tijd die gemeenten nu het participatietraject investeren, verdient zich later dubbel terug.

Stap 1: Warmtevraag

Geef een beschrijving van de warmtevraag door het aantal gebouwen, het bouwjaar, het type gebouw (kantoor, rijtjeshuis, bedrijfsgebouw etc.), het totale energieverbruik, het huidige gasverbruik en de huidige warmtebron van de gebouwen in beeld te brengen. Ga hierin verder dan slechts het in beeld brengen van de huidige warmtevraag, maar geef ook een schatting van de vraag in 2030 en in 2050.

Stap 2: Warmteaanbod

Breng het warmteaanbod in (en rondom) de gemeente(grenzen) in beeld. Denk bij duurzame warmtebronnen aan geothermie, stadwarmte, restwarmte van industrie, bio-energie, zonnecollectoren, aquathermie of een warmtepomp op groene stroom. Houd hierbij rekening met de inzichten uit de Regionale Structuur Warmte (RSW), zodat de gemeentelijke situatie aansluit op de bovengemeentelijke verdeling van warmtebronnen. Beoordeel of het warmteaanbod en de warmtevraag (op wijkniveau) met elkaar overeen komen, zowel op korte als op lange termijn. Mogelijkheden voor isolatie zijn een belangrijke factor, wat niet verbruikt wordt hoeft ook niet geproduceerd te worden.

Stap 3: Overige informatie

Om het plaatje compleet te maken moeten ook andere aspecten dan energetische of technische bekeken worden. Wat staat er op de planning met betrekking tot aanpassing van de openbare ruimte (riool, gasleidingen, nieuwbouw etc.)? Welke plannen heeft de woningbouwcorporatie met betrekking tot renoveren en verduurzamen (zonnepanelen, isoleren, asbestdaken etc.)? Welke plannen heeft de netbeheerder voor de aanpassing van de netten? Welke overige veranderingen zijn relevant? Deze informatie is een belangrijke component om efficiënt en kostenbesparend de meest optimale (volgorde van) maatregelen te bepalen.

Stap 4: Planning

Wanneer komt welke wijk aan de beurt? Welke warmtebron is per locatie het beste alternatief voor aardgas? Dat wordt bepaald door alle bovenstaande informatie te combineren en tegen elkaar af te zetten:

Opgave: sommige wijken kunnen met bekende technieken eenvoudig worden verduurzaamd, terwijl de transitie van andere wijken afhankelijk is van verder doorontwikkelde technieken;
Potentie: in de ene wijk valt veel te winnen, in de andere wijk zijn de energielabels al bovengemiddeld of wordt een groot deel van de energievraag al duurzaam opgewekt;
Investeringsmomenten: in sommige wijken kan relatief goedkoop worden aangehaakt op groot onderhoud, andere wijken zijn juist net voorzien van nieuwe riolering;
Burgerparticipatie: in sommige wijken wil de gemeenschap snel van start, in andere wijken moet er nog worden gewerkt aan het draagvlak.

Niet voor alle buurten of wijken kan nu al een goede oplossing geboden worden, maar dat hoeft ook niet. Grijp kansen waar het kan en maak een pas op de plaats waar dat nodig is. Door ruimte te laten voor nieuwe technieken, innovaties en inzichten, blijft de meerjarenplanning toekomstbestendig.

Stap 5: Financiering

De transitie van de gebouwde omgeving is een enorme opgave en brengt dus logischerwijs hoge kosten met zich mee. Hoe hoog die kosten per gebouw, per wijk en dus per gemeente zijn, verschilt sterkt. Het is belangrijk een schatting te maken van de totale verwachte kosten en de kosten voor een gemiddeld huishouden per wijk. Op basis van die informatie kan bepaald worden hoe de gemeente de warmtetransitie wil financieren. Enerzijds moet inzichtelijk worden hoeveel eigen geld de gemeente reserveert. Anderzijds moeten de mogelijkheden en financieringsconstructies voor inwoners inzichtelijk gemaakt worden.

Stap 6: Visievorming

Vertaal de bovenstaande informatie naar de Transitievisie Warmte. Stel duidelijk geformuleerde en realistische doelen. Geef naast kansen ook beperkingen en onzekerheden aan. Bepaal welke maatregelen genomen worden, welke rol de gemeente hierin gaat vervullen en welke rollen andere belanghebbenden hebben. Bovenal biedt een goede Transitievisie Warmte zekerheid en voorspelbaarheid voor woningeigenaren, investeerders, huurders en andere belanghebbenden. Ondersteun de visie door heldere visuals (zie bijvoorbeeld de transitievisie van Leiden).

Ik wil aan de slag!

Dat is een heel goed idee. Hoe eerder gemeenten (en regio’s) beginnen met het betrekken van belanghebbenden, het verzamelen van informatie en het uiteenzetten van de opgave, hoe beter. Onderstaand enkele tips voor meer informatie en ondersteuning:

Het Expertise Centrum Warmte (ECW) is een onderdeel van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), ingericht om gemeenten te ondersteunen bij de formulering van een transitievisie Warmte en uitvoeringsplannen op wijkniveau. Het ECW functioneert als kennisplatform en werkt aan een leidraad voor wijkgerichte aanpak (concept gereed: september 2019).

Diverse gemeenten hebben al een transitievisie warmte vastgesteld, of zijn bezig met de voorbereidingen daarvoor. Leer van anderen en bekijk de voorbeelden van gemeenten Leiden, Eindhoven, Utrecht, de Drechtsteden en Hoorn.

Met het programma Aardgasvrije wijken wil de rijksoverheid in de komende jaren 100 bestaande wijken aardgasvrij inrichten. Gemeenten die deelnemen ontvangen daarvoor een bijdrage van de Rijksoverheid. De eerste selectie bestaat uit 27 gemeenten, waarvan de uitvoeringsplannen openbaar zijn.

Veel data over warmteverbruik en warmteaanbod is via diverse openbare bronnen beschikbaar (WarmteAtlas, Nationale Energieatlas e.d.) waardoor u beter in staat bent de situatie in uw eigen gemeente goed in kaart te brengen.

Tips & informatie

Samen worden we slimmer. Heb je aanvullingen of suggesties voor ons? Wil je meer informatie? Neem dan contact met ons op.