Het Planbureau voor de leefomgeving (PBL) bracht op 24 augustus een rapport uit over de kosten en opbrengsten van het verduurzamen van een woning. Publicaties van verschillende nieuwbronnen volgden. Zo kopte de NOS dat ‘investeren in een duurzamere eigen woning niet rendabel is’. Tegelijkertijd verscheen een artikel van Urgenda met de kop ‘Miljoenen gezinnen kunnen budgetneutraal hun huis energieneutraal maken’. Twee compleet verschillende perspectieven. Welke informatie is correct? Wat kunnen we hiervan opsteken? Facet is er voor je ingedoken.

Met de doelstelling om in 2050 alle woningen in Nederland volledig gasloos te realiseren, streven (lokale) overheden ernaar dat inwoners zelf (met ondersteuning van gemeenten) stappen zetten in het verduurzamen van hun woning. Gemeenten communiceren daarom steeds meer met hun inwoners over de energietransitie. Onderzoek van vooraanstaande instituten, zoals het PBL, wordt uiteraard meegenomen in strategische keuzes ten aanzien van de beleidsvorming. Echter, dergelijke rapportages kunnen vrijelijk door iedereen gelezen en geïnterpreteerd worden. Dit werkt niet altijd in het voordeel van gemeenten als het aankomt op het stimuleren van hun inwoners.

Een stortvloed aan informatie: méér is niet per se beter

We krijgen iedere dag grote hoeveelheden informatie toegezonden, zo ook als het aankomt op duurzaamheid. Pakhuis de Zwijger benoemt heel mooi dat men ‘door een overvloed aan mogelijkheden soms door de fairtrade bomen het bos niet meer zien’. Door de overvloed aan informatie scannen we vaker over nieuws heen, dan dat we ons verdiepen in de materie. Als verschillende bronnen elkaar tegenspreken, is de verwarring compleet. In 2017 gaf een op drie Nederlanders al aan vaak niet meer te weten welk nieuws waar of onwaar is (bron: I&O Research). Ook in het geval van duurzaamheid is het belangrijk verschillende perspectieven te belichten en verder te kijken dan de krantenkop. Dit is ook van toepassing op het onderzoek van het PBL.

Wat wordt er geconcludeerd door het PBL?

Woonlastenneutraliteit wordt in het Klimaatakkoord als noodzakelijke voorwaarde voor de energietransitie gezien. Immers, betaalbaarheid is belangrijk als we investeringen van inwoners verwachten. Het onderzoek van het PBL vergelijkt daarom de energierekening van verschillende huishoudens vóór en na verduurzaming (inclusief eventuele investeringskosten). Daarbij is het effect van verschillende beleids- en financieringsinstrumenten op de woonlasten voor zowel de korte als op lange termijn onderzocht (bron: PBL). Uit deze analyse blijkt helaas dat de wens van woonlastenneutraliteit haast onmogelijk te realiseren valt.

Hoe wordt er gereageerd op deze conclusies?

Deze conclusie zorgde voor oproer bij onder andere FvD-raadslid Kevin Kreuger van gemeente Amsterdam. Hij stelt dat betaalbaar verduurzamen altijd al een sprookje was (bron: Het Parool). Tegelijkertijd benoemen Jasper Groen (GroenLinks) en Gerjan van den Heuvel (ChristenUnie) dat geld verdienen nooit het doel is geweest bij de investeringen van de energietransitie. Verduurzaming moet eerder gezien worden als investering in het algemeen belang, zoals het investeren in dijkverzwaring (bron: Het Parool). Bovendien is het niet zo dat alle doorgerekende scenario’s een negatief beeld opleveren. Marjan Minnesma van duurzaamheidsorganisatie Urgenda: “is je energierekening hoger dan 150 euro per maand? Dan is vergroening woonlastendekkend” (Bron: Trouw).

Welke achtergrond is van belang?

Bij een dergelijk onderzoek is het altijd goed de gedane aannames in het achterhoofd te houden en iets dieper te kijken naar de achtergronden van de getrokken conclusies.

We lichten drie achtergronden en hun betekenis voor de resultaten iets verder toe:

  1. De berekening van het PBL gaat uit van een standaard gezinswoning van 110 vierkante meter. De resultaten van deze standaardwoning zijn dus niet per definitie representatief voor alle soorten huizen.
  2. De resultaten zijn sterk afhankelijk van het gehanteerde rentepercentage, de samenstelling van de huishoudens en de hoogte van de huidige energierekening. Zo kan het bijvoorbeeld voor een gezin met kinderen en een hoge energierekening juist wel financieel voordeling zijn om te verduurzamen. De situatie wordt financieel steeds aantrekkelijker bij grotere huishoudens met hogere initiële energierekeningen.
  3. Het is mogelijk dat in de toekomst verduurzamen financieel aantrekkelijker wordt, doordat de kosten dalen door innovaties en standaardisatie. Ook kan een investering die nu financieel niet aantrekkelijk is, dat in de toekomst wel zijn. Naarmate de prijs van gas stijgt, wordt isoleren en overstappen op elektrisch verwarmen bijvoorbeeld aantrekkelijker.

Wat betekenen deze conclusies?

Dat het compleet verduurzamen van een woning financiële obstakels veroorzaakt, betekent niet dat verduurzamen van de woningvoorraad geen zin heeft. Investeringen in zonnepanelen en verbeterde isolatie hebben in veel gevallen een terugverdientijd van slechts enkele jaren. Het is belangrijk dat je weet wat er komt kijken bij de verduurzaming van je eigen woning, en wat de mogelijke opbrengsten zijn. Zoals iedere woning en ieder huishouden verschilt, zal dit hetzelfde gelden voor de investering, terugverdientijd en mogelijke winst. Het is voor gemeenten daarom zaak dat inwoners zich bewust worden van de informatie die zij tot zich nemen. Zelfs wanneer het een uitgemaakte zaak lijkt, is de waarheid vaak een stuk genuanceerder.

En ook niet onbelangrijk: al lijkt de energietransitie onmogelijk en blijkt het toekomstige systeem niet haalbaar, dit doet niks af van het feit dat het huidig systeem niet houdbaar is. Niks doen is dus geen optie, we zullen samen tot een haalbaar alternatief moeten komen.