Duurzame mobiliteit
Het Klimaatakkoord zet in op elektrisch rijden als nieuwe standaard voor duurzaam vervoer. Wegverkeer veroorzaakt immers een vijfde van de uitstoot van broeikasgassen in Nederland. Deze uitstoot kan voorkomen worden bij gebruik van elektrische vervoersmiddelen. Zo moeten in 2030 alle nieuw verkochte personenauto’s 100% elektrisch zijn (bron: Rijksoverheid). Dit betekent dat er maar liefst 1,9 miljoen elektrische personenvoertuigen op de weg komen. Maar hoe zorgen we ervoor dat de laadinfrastructuur in dezelfde versnelling meegroeit?
Elektrische mobiliteit is bezig aan een opmars
Elektrisch vervoer wordt steeds aantrekkelijker (onder andere door de diverse stimuleringsregelingen) en groeit daardoor exponentieel. Zo was de in juli geopende subsidiepot voor nieuwe elektrische auto’s na 8 dagen al volledig leeg. Het aantal elektrische personenauto’s en fietsen, maar ook brommers, motoren, bestelauto’s, vrachtwagens en bussen stijgt steeds sneller (bron: RVO).
Ook het aantal (semi) publieke laadpunten en snellaadpunten voor personenauto’s neemt daardoor snel toe, tot ruim 55.000 nu (bron: Rijksoverheid). De verdeling van laadpunten over Nederland is overigens niet evenredig. Zo staat bijna de helft van het totaal aan landelijke laadpunten in Noord- en Zuid-Holland (bron: RVO). Onder andere de Rijksdienst voor ondernemend Nederland (RVO) houdt de ontwikkeling van elektrisch vervoer nauwlettend in de gaten en rapporteert over de ontwikkelingen van zowel de vervoersmiddelen als de laadinfrastructuur (bron: RVO).
Figuur 1: ontwikkeling van aantallen laadpunten tot aan 2019 (bron: RVO)
Figuur 2: spreiding van laadpunten eind 2019 (bron: RVO)


Waar werken we naartoe?
Een sterke uitbreiding van het laadnetwerk is nodig om mee te groeien met het groeiende aantal elektrische wagens en om te kunnen voldoen aan de afspraken uit het klimaatakkoord. Om alle elektrische auto’s op te laden moeten we naar maar liefst 1,7 miljoen laadpunten in Nederland in 2030. De huidige snelheid van het plaatsen van laadpalen is echter te laag. Het tempo moet omhoog om de noodzakelijke laadinfrastructuur te realiseren.
Hoe we dat gaan doen? Dat staat beschreven in de Nationale Agenda Laadinfrastructuur (NAL). De NAL verlangt dat alle Nederlandse gemeenten eind 2020 twee beleidsdocumenten hebben vastgesteld:
- een integrale visie op laadinfrastructuur;
- plaatsingsbeleid voor laadinfrastructuur.
Samenwerkingsregio’s: rijk, provincie en gemeenten slaan handen ineen
Het toewerken naar de doelstellingen uit de NAL gebeurt uiteraard met ondersteuning van het Rijk, in zes samenwerkingsregio’s. Zo vormen de provincies Noord-Brabant en Limburg samen met netbeheerder Enexis de Samenwerkingsregio Zuid. Zij worden, net als alle andere regio’s, geacht een plan van aanpak uit te werken waarin zij de NAL-opgave vertalen naar een regionale aanpak. Deze afspraken hebben een stevige impact op bestaand beleid en de werkwijze voor stimulering van laadinfra. De provincie zal gemeenten gaan helpen bij het voorbereiden van de benodigde acties.

Het huidige gemeentebeleid
De uitrol van het laadnetwerk ligt voor een belangrijk deel bij gemeenten. Lang niet alle gemeenten hebben op dit moment echter beleid om elektrische rijders te voorzien van een passende laadinfrastructuur. In de gemeenten waar dit wel het geval is, is het beleid vaak reactief (‘paal volgt auto’). Het nadeel hiervan is dat er van aanvraag tot realisatie per laadpunt veel werk moet worden verzet, met een hoge doorlooptijd tot gevolg. Deze werkwijze is niet vol te houden met de sterke stijging van het aantal elektrische rijders in het verschiet. De NAL beoogt namelijk dat laadinfrastructuur geen belemmering meer mag vormen voor de ontwikkeling van elektrisch rijden. Hiervoor is onder andere een dekkende laadinfrastructuur, verkorting van doorlooptijden en toegankelijke informatie over locaties, beschikbaarheid en tarieven noodzakelijk. Kortom: een strategische, proactieve plaatsing van elektrische laadinfrastructuur! (bron: Nationaal Kennisplatform Laadinfrastructuur)
Op weg naar proactieve plaatsing: gezamenlijke aanbesteding Noord-Brabant en Limburg
Samen sta je sterker, zo ook bij de opgaven uit de NAL. De zuidelijke provincies en gemeenten slaan daarom slim de handen ineen om de benodigde infrastructuur in Noord-Brabant en Limburg te realiseren, middels een gezamenlijke aanbesteding. Hiermee worden gemeenten zo veel mogelijk ontzorgd (zowel financieel als organisatorisch) in het plaatsen van de vele laadpalen en kan er een gunstig laadtarief voor gebruikers gerealiseerd worden.
Wat is er nog niet geregeld?
Een aanbesteding voor de realisatie van laadinfrastructuur borgt dat er op korte termijn daadwerkelijk actie wordt ondernomen: een essentiele stap in de goede richting. Dit doet echter niet af aan de verplichting om daarnaast een plaatsingsbeleid en een integrale visie vast te stellen (zoals voorgeschreven in de NAL). Zowel voor de gemeenten die aan de aanbesteding deelnemen als gemeenten die dat niet doen is het daarom noodzakelijk om kritisch na te denken over en informatie te verzamelen ten behoeve van het vaststellen van de gewenste gemeentelijke kaders. Vragen die hierbij relevant kunnen zijn:
- Hoe ziet de huidige situatie eruit en in welke mate voldoet deze (niet) aan de behoefte?
- Welke aanvullende behoeften zijn er in de afgelopen jaren geuit door inwoners en ondernemers?
- Waar is er de wens om laadpalen te realiseren (én waar niet)? Wil je bijvoorbeeld laadpalen clusteren op parkeerterreinen of wil je ze ook in woonwijken en straten plaatsen?
- Wanneer wordt er overgegaan tot plaatsing (én wanneer niet)? Hoe weet je bijvoorbeeld hoe een nieuwe aanvraag voor een paal zich verhoudt tot de beschikbaarheid van een eigen parkeerplaats, de afstand tot andere laadpalen, de lokale parkeerdruk etc.?
- Hoe wordt omgegaan met de parkeerdruk? En de voorziene reacties van de gemeenschap op het inruilen van normale parkeerplaatsen voor laadplaatsen?
- Welke eisen en randvoorwaarden moeten worden vastgelegd voor de laadlocaties?
- Hoe wordt geborgd dat verkeersbesluiten en andere gemeentelijke procedures aansluiten op een toename van de aanvragen? En hoe gebeurt dit in geval van proactieve plaatsing?
- Hoe kijkt de gemeente aan tegen het verduurzamen en elektrificeren van andere vormen van mobiliteit zoals openbaar vervoer, transportvervoer, taxi’s, fietsen e.d.?

Aan de slag?
Voor een dergelijke complexe uitdaging is er gelukkig ook inhoudelijke ondersteuning. Zo komt het Nederlands Kennisplatform Laadinfrastructuur (NKL) de gemeenten tegemoet in haar taken met verschillende handreikingen:
- Wegwijzer laadinfra elektrisch vervoer: een overzicht van de afspraken, de samenhang, het speelveld en stap-voor-stap beschrijving wat er van de gemeente verwacht wordt.
- Handreiking visie & beleid laadinfrastrucuur elektrisch vervoer: met stap-voor-stap uitleg hoe je als gemeente tot visie en beleid rondom laadinfrastructuur komt.
Zeker weten dat jouw gemeente aan de NAL voldoet? Hulp nodig bij het ontwikkelen van beleid of het toewerken naar een gedegen uitvoering? Neem gerust contact met ons op!